Dolores

Een tijdje geleden begon ik aan een blog die uiteindelijk niet meer uit de map met kladjes raakte. Soms gebeurt dat. Ik vond hem bij het nalezen iets te pathetisch. Ja, soms kent ondergetekende zelfs zijn grenzen. Wen er maar niet te veel aan.

Dolores O'Rioirdan - NME

Het tekstbestand naar de prullenmand verslepen, deed ik niet. Er valt later altijd wel nog iets te recycleren uit zo’n kladje. Een witz hier, een woordspeling daar. Of een anekdote. Ik had vandaag liever de anekdote aangehaald van die keer toen de onderbuurvrouw me vroeg of ik in de gemeenschappelijke fietsenkelder had gepist. Paranoïde loeder dat het is.

Het werd helaas die van Dolores O’Riordan. Die ging ongeveer zo:

“Zulks optimisme overvalt me wanneer ik om vier uur ’s nachts de laatste Lucky openknip en een plaatje draai.

Een bookie maakt de balans op. Ik zal zijn conclusies hier wel even als de gezwinde hazenwind voor het publiek uit mijn gat trekken. Tussendoor jodelt een 21-jarige Dolores O’Riordan Dreams door de koptelefoon.

Wat een geweldig nummer. Dolores O’Riordan beheerst 26 jaar na data nog steeds tijd en ruimte met haar stem alsof ze er altijd voor geboren was. Ik zag haar in 1999 in Vorst Nationaal. Mijn oude man en ik aten vooraf een funghi en een quattro stagioni in een Brusselse trattoria met rood-wit geruite tafellakens en ingekaderde zwart-wit filmsterren aan de muur.

Dolores 2

1971-2018

Hij vertelde over de eerste optredens die hij zag. Zulke verhalen zou ik later nog meerdere keren opnieuw mogen aanhoren, en elke keer blijf ik er blij om. Want mijn vader wist hoe belangrijk het was om hier aanwezig te zijn. Om de muziek te voelen, om je ogen even te sluiten en weg te zijn van alle andere aanwezigheid. Altijd ergens boven de sterren, één met de muziek.

Na het onvermijdelijke Zombie speelden Dolores en haar Cranberries nog zes bisnummers. Eindigen in de betonnen bunker deden ze met Dreams. Nadien kocht mijn vader me een T-shirt met daarop de Europese data van de Bury the Hatchet-tour op. Er zitten vandaag wat gaatjes in, maar passen doet hij na al die jaren nog perfect. Als je twaalf bent kunnen je kleren niet groot genoeg zijn. En je eerste optreden vergeet je nooit.

Er was veel file op de terugweg, maar Dolores had een prachtrokje aan. Files zijn verwaarloosbaar zolang er prachtrokjes bestaan om over na te mijmeren in de fractie van tijd voor je indommelt.

Dat én een ongeëvenaarde vrouwenstem kunnen mensenlevens redden.”

It’s never quite as it seems

Never quite as it seems

Wat heb ik graag naar Dolores geluisterd. En wat zette ik graag Dreams op repeat bij het thuiskomen afgelopen jaren ’s nachts. En wat zal ik dat altijd graag blijven doen.

Slaap fijn, Dolores. En laat die ongeëvenaarde stem van je altijd horen, daar ergens boven de sterren.

Painkillers

Ik had deze blog begraven. Ongeveer twintig meter diep in de Nevadawoestijn. Samen met nog wat andere dingen overigens, maar laten we die lijken nog even gezellig in de kast houden. Als je dingen begraaft, dan doe je het maar beter meteen goed ook. Maar onderhuids begon er van alles op te borrelen en zo blubberde de drang om de draad weer op te pikken naar boven. Een beetje zoals het ego van Jan De Cock op een doorsnee weekdag.

En toen belde de postman aan met Painkillers.

brian-fallon-painkillers-album-new-2016

Painkillers.

Brian Fallons eerste soloplaat.

Brian wie? Brian Fallon. De grootste troubadour van de 21ste eeuw. De frontman van het fantastische The Gaslight Anthem. De volgetatoeëerde songsmid van zijn tijd. Nu weet ik wel dat er ook nog ergens die spastische Stromae rondkronkelt op Madison Square Garden. Dat die ongeschoren lijpo van Oscar and the Wolf ergens de ska jongen uithangt op het podium in de pyjama van zijn grootmoeder. Maar dat zal deze muzikale primaat worst wezen.

Want ik bedoel wel degelijk Brian Fallon. De onopgemerkte Messias in een jeansjasje. Wat een mooi jeansjasje, trouwens. Mijn koninkrijk voor zijn jeansjasje. Elke man heeft een kledingstuk nodig dat hem boven alles verheft. Het is zoals die ene knappe kerel in je vriendenkring, die het schoonheidsgehaltegemiddelde van jou en je lelijke cronies gevoelig omhoog stuwt. Het is de kersenrode Gibson ES-335 die ’s nachts zachtjes met je meejankt in de wee, wee hours .

Fallon heeft alles van Bruce Springsteen gestolen. Terecht. Als je dan toch gaat stelen, doe je het beter van de beste. Uit alles wat hij zingt, hoor je dat hij een man uit een andere tijd is. Dat bevalt me. Ik probeer ook een man uit een andere tijd te zijn. Tevergeefs – maar nobele bedoelingen zijn er ook om glorieus te falen.

Tijden waarin de Beatles groter dan Jezus waren, Buick Roadmasters je van A tot Z reden zonder dat daar listige software bij aan de pas kwam en je dozen Lucky Strikes kon leegpaffen omdat niemand echt goed besefte dat je er ooit van zou neervallen. Tijden waarin de uren nog complexloos als roodborstjes op oude Belgische postzegels van vijftien frank voorbij vlogen. Dat soort tijden, ja.

brianfallon

En de naald valt, en de zwarte cirkel spint. En de troubadour brengt zijn liedjes. “And every heart I held in between / They were painkillers to me”, vertrouwt hij je toe in de titeltrack. Je sluit je ogen, lepelt de woorden in als warme ajuinensoep met gesmolten kaasslierten en mijmert.

En je herinnert je vervlogen avonden waarin de stilte de storm brak en de eeuwigdurende nacht in al haar tederheid over je schouders streek. Waarin de mooiste beloftes gemaakt werden, vanwaar je wel wist dat je ze ooit zou breken, maar dat was niet erg zolang de zon daarboven nog even haar muil hield.

De nummers glijden voorbij, en je denkt aan nachten die vol betekenis waren, wachtend om even later uit te strijken als een verwaarloosbaar luciferhoutje in de gure ochtendwind. Aan meisjes met wilde bruine haren die hun telefoonnummer op een verfrommeld treinkaartje schrijven in het hart van een zaterdagnacht.

Al de rest doet er niet meer toe. En in je hoofd spelen de vergeten uren die zo perfect waren dat je ze in de palm van je hand wou verstoppen en bewaren, omdat je schrik had dat ze anders zouden breken als twijgjes. Dat doen ze uiteindelijk ook altijd. Zelfs Sparta en Athene bleven naar schijnt niet eeuwig bestaan. Serieus.

Montparnasse

Nostalgie. Wat doe je er mee? Je schudt het van je af als stof van een jaren niet gedragen kostuumvest, poetst de modder vakkundig van je schoenen en stapt met opgeheven hoofd weer verder. Immer vooruit. Want je weet, het leven is hard, maar de voorkant van een trein is harder. Geen idee van wie die woorden zijn. Iets zegt me dat het geen spreuk van Loesje of de Bond zonder Naam is. Maar zeg nooit nooit natuurlijk. Het menselijk geheugen is ook maar een hoer die haar benen spreidt voor eender welk onberedeneerd verlangen.

Wat ik wel weet, is dat zolang Brian Fallon platen maakt, ik hem blindelings zal volgen. Want hij is de man die me in kwade dagen geruststelde met de woorden: “But boys will be boys and girls have those eyes / That’ll cut you to ribbons sometimes.

Het vinyl stopt met draaien. De naald veert op. Zorgvuldig schuif je Painkillers weer in haar kartonnen hoes. Tot je ze weer nodig hebt.

De glorieuze terugkeer van Interpol

Muziek is belangrijk. Ik heb me op Millencolins Bullion door het middelbaar geworsteld. En Bullion duurt nog geen twee minuten, kan je nagaan. Muziek zorgt ook voor herkenning. Elke keer ik Kiss me van Six Pence None the Richer hoor, ben ik bang dat Dawson Leery of Freddie Prinze Jr. door mijn raam gaat kruipen. In deze klucht die in het beste geval moet doorgaan voor het leven, heb je werkelijk niets te bikken. Een verschrikkelijk kutnummer, trouwens.

Bart Kaëll, met twee ll'en dus.

Bart Kaëll, met twee ll’en.

Muziek komt en gaat. Een beetje zoals eb en vloed, jihadisme, ijswafels, jokari spelen op de zeedijk van Blankenberge, leggings met bloemenprint en de lachrimpels van Bart Kaëll. Bart Kaëll schrijf je trouwens met twee ll’en. Dat wist ik niet tot vandaag. Zo zie je maar: de dorst naar kennis neemt enkel genoegen met de abrupte eindigheid van het graf.

El Pintor

Zo kwam het dat ik afgelopen week vernam dat Interpol – de band, niet de internationale organisatie die zich bezighoudt met het ondersteunen van politieorganisaties bij het voorkomen en bestrijden van criminaliteit – een nieuwe cd had uitgebracht. En krijg nou tieten, El Pintor is zelfs een hele goede cd geworden. Daar ben ik blij om. Want het is nu niet dat je de vorige Interpol-cd aan je autospiegels moest hangen. (Ik ben overigens van het principe dat je helemaal niets aan je autospiegels moet hangen, maar krijg dat maar eens aan voetbalgekke boerenkinkels uitgelegd.)

Interpol - El Pintor

Interpol – El Pintor

De teloorgang van de muzikanten rond Paul Banks’ strottenhoofd dus. Dat deed best wel wat pijn. Want met Turn on the Bright Lights had Interpol in de zomer van 2002 toch een van de beste debuutplaten van het door weemoed, massaterrorisme, One Tree Hill en Venus Williams geplaagde decennium afgeleverd. Warme herinneringen koester ik aan die plaat. De hand krabbend aan fluit en ballenjongens, de derde track NYC op max. en die toets van Fysica haalde ik wel met de eindexamens in.

Escapisme

Dat doet goede muziek. Escapisme leveren. Een XL zak Lays ketchup chips leegeten doet dat ook, maar de gevolgen zijn er niet naar. Of dachten jullie dat ik voor mijn plezier drie keer per week ging joggen in het park? Ik dacht het niet.

El Pintor dus. Een glorieuze terugkeer door de cd-lezer van mijn stereoketen. Welkom terug, jongens.

Dawson's Creek

Dawson’s Creek

P.S. Dawson, blijf uit mijn raam. Zieken hond.

De grote Cosa Nostra MuziekQuiz

When I got the music, I got a place to go’, brulde Tim Armstrong ooit door mijn aftandse Sony stereoketen. Daarvoor moest ik er wel eerst het cd-boekje bijpakken. Want als het op articulatie aankomt, weet die jongen van geen hout pijlen te maken.

Rancid – Let’s Go

Hoe dan ook. Armstrongs – voor zover ik het weet geen familie van de dode astronaut of de fietsende kernpsychopaat uit Texas – wijze woorden komen uit het refrein van Radio, de tweede track van Rancids sublieme Let’s Go uit 1994. Let’s Go is een cd zoals Rancid ze vandaag niet meer maakt. Dat is naast nostalgisch geneuzel, vooral ook een wetenschappelijk verifieerbaar gegeven. Het skankende punkrockcollectief uit Berkeley heeft al sinds 2009 geen cd meer uitgebracht. En hun laatste wapenfeit, Let the Dominoes Fall, was nu ook niet meteen een aanwinst voor de platenkast.

Rancid - Let's Go

Rancid – Let’s Go

Zal Honor Is All We Know, Rancids, alweer drie jaar en met veel omhaal en poeha geleden aangekondigde, achtste studioalbum meer zout en bearnaisesaus op de patatjes hebben? Ik mag het hopen. Maar op wat hoop ik wel niet? Eeuwige vrede in het Midden-Oosten, een broodje kaas tropical zonder cresson, tickets voor Morrissey in de Stadsschouwburg van Antwerpen aanstaande 26 november, een endorsement-deal met Vans, wereldheerschappij en een idioot die mijn Boss MT-2 Metal-Zone voor grof geld overneemt.

De grote Cosa Nostra MuziekQuiz

In afwachting probeer ik zoveel mogelijk zingeving aan het leven te geven. Bedelaars kleingeld geven zodat ze zich bij valavond rustig kunnen klemzuipen in het portaal van station Brussel-Noord, mijn neushaar wekelijks trimmen, een parka kopen en af en toe iets cultureels verantwoord doen. Zo kwam het dat ik afgelopen donderdag 28 augustus op de grote Cosa Nostra MuziekQuiz belandde.

De grote Cosa Nostra MuziekQuiz

De grote Cosa Nostra MuziekQuiz

Dat deed ik met een gelegenheidsteam dat voor de – bij gebrek aan beter woord –gelegenheid bestond uit mijn ouwe gabber Diederik, mijn ex-huisgenoot bleke Pierre (die in dit jaargetijde eerlijkheidshalve meer weg heeft van zongebronsde Maghrebijnse Pierre, maar soit), en tot slot de jonge adonis Tom Van Loederkerke. Eeuwige roem, voor minder deden we het niet. Doch, er waren meerdere kapers op de kust.

Christus de Heer

Zelfs uit de moerassige kreken van Zwijnaarde zijn quizploegen toegestroomd. Een beetje filologievriend kent Zwijnaarde natuurlijk als het gehucht waar de grote Vlaamse scribent Karel van de Woestijne zo’n 85 jaar geleden iets uitstootte dat verdacht veel op een doodsreutel leek. Waar is de tijd dat ik als zestienjarige bij kaarslicht en wierookdamp in ’s mans De modderen man las? Ver weg, en daar ben ik beslist niet rouwig om. Want Christus de Heer, wat kunnen zestienjarigen zich aanstellen.

Karel van de Woestijne

Karel van de Woestijne

Terug naar het strijdtoneel van de grote Cosa Nostra MuziekQuiz. Terwijl mijn teamgenoten en ik brainstormen over een spitsvondige groepsnaam, monsteren we alvast de concurrentie. Die is beslist niet van de poes. Eén team heeft zelfs een gerenommeerde radiopresentator van het met belastinggeld gedopeerde Studio Brussel meegenomen. Andere deelnemers zijn dan weer oud genoeg om zich de opkomst van Elvis Presley en La Esterella te herinneren.

Team Alveracht

Plots stappen onze collega’s van team Alveracht het café binnen. Sneaky fuckin’ team Alveracht. Ik ken ze maar al te goed. Professionals. Een van hun vileine leden zou op zijn smartphone zelfs een app hebben staan waarmee hij landvlaggen memoriseert. Zonder te zeveren. Bij onze vorige confrontatie, de jaarlijkse quiz van zaalvoetbalploeg Rechteroever United, droogden ze mijn gelegenheidsteam “Den Dikken Is Er Nie” af als ware ze EcoComfort droogtrommels van de betrouwbare Duitse huishoudfabrikant Miele.

Team Saffenpauze

Team Saffenpauze

Veel tijd voor wrok en gesakker is er evenwel niet. De quizmaster, een fideel heerschap dat al eens moordnummers als The Dragster Wave van Ghinzu door zijn café laat schallen terwijl hij een pintje meedrinkt met het voetvolk, geeft hem meteen van jetje. De eerste vragen gaan erin als zoete koek. ‘Mm mm mm, mm mm mm mm mm.’ De Gérard Depardieu in ons vaart met VangelisConquest of Paradise op de achtergrond zo het Amerikaanse vasteland in. Het is dat we onze draagbare telefoontoestellen moeten uitzetten, of ik belde moeder de missus dat ze de keukenkast geheid mag vrijmaken voor een prijzenmand of twee.

Aretha Franklin

De euforie blijkt van korte duur. Alweer een vraag opengelaten. Waarom hebben we eigenlijk nooit fatsoenlijk geïnvesteerd in soulmuziekkennis? Team Alveracht, dié hebben natuurlijk weer een wandelende Motown- en gospelencyclopedie in huis. We trekken dan maar de strategische kaart en krabbelen iedere keer een diepe zwarte vrouwenstem door de boxen weerklinkt “Aretha Franklin” op het antwoordenblad.

Aretha Franklin

Aretha Franklin

De moraal kent gelukkig opnieuw een hoge vlucht wanneer de quizmaster naar de voornamen van de Spice Girls, Backstreet Boys-coverhoezen en andere dubieuze kennismaterie peilt. Niet voor niets hebben we jarenlang op woensdagnamiddag de Joepies van onze zussen achterovergedrukt. Het herwonnen zelfvertrouwen zakt al snel weer in als het algemeen prijspeil op de Japanse consumentenmarkt begin jaren 90, wanneer de metalliefhebber in ons een riff van Judas Priest met de prefab gothrock van Within Temptation verwart. Pek en veren zullen ons deel zijn, de eerstvolgende keer dat we naar Graspop gaan. Als we ooit nog binnen mogen.

Een ultieme wanhoopspoging

Ronde na ronde volgt. De puntenverdubbelende joker – een stickertje van Radio 2 – blijft akelig werkloos op ons tafeltje liggen. Langzaam maar zeker groeit het besef dat we ons hand overspeeld hebben. Er resten ons slechts twee opties. Met de staart tussen de benen het gebouw verlaten. Of een kaasplank en nog eens vier pintjes bestellen, en een ultieme wanhoopspoging doen.

De finale vragenronde gaat in. De deelnemers zitten helemaal op hun tandvlees. Quizmaster Stijn, die de vorige nacht tot half vijf ’s morgens vragen sprokkelde, roept zijn werkslaven om een rum-cola. Handschriften worden met de seconde onleesbaarder. Alsof er nog niet genoeg adrenaline door onze weke lijven bruist, zet de dj plots Don’t Look Back in Anger van Oasis in. Stoelen, tafels en mensen vliegen door het raam. Omdat het kan.

Lessen in nederigheid

Terwijl de strenge, doch rechtvaardige jury de antwoorden verbetert, wisselen de ploegen buiten wat small talk, hoogmoed en stinkstokken uit. Ondertussen wurg ik een van mijn teamgenoten omdat hij 1994 i.p.v. 1997 opschreef als sterfjaar van rapper Tupac Amaru Shakur. Een oudere man komt tussenbeide, en beslecht het geschil met de kurkdroge mededeling dat 2Pac grat niet in het jaar 1994 of 1997, maar in 1996 werd lekgeschoten. Lessen in nederigheid dienen zich aan daar waar je het niet verwacht. Laat ons volgende keer gewoon met rust, oude man.

Team Alveracht

Team Alveracht

Uiteindelijk moeten we genoegen nemen met een tiende plaats op achttien. Goud is voor de seniorenclub uit Zwijnaarde. Onze aartsvijanden van team Alveracht zijn vierde, en zien die positie beloond met, zover de beenhouwer in mij dat kan schatten, drie kilo worst. Blij dat ik vegetariër ben.

Tom De Man wint The Voice

Archeologen hebben jarenlang met een schoffeltje in de grond zitten porren op zoek naar wat potscherven, een rafelig stukje monnikspij en een verdwaald kippenboutje. Toen hadden enkele projectontwikkelaars er schoon genoeg van. Met steen en beton smeten ze de Hopmarkt toe en plantten er en passant een of andere lelijke constructie op.

Dit is de plaats waar een handgemeen vaker plaats vindt dan je op het eerste zicht zou vermoeden. De ondergrondse parking waar je een half maandloon kwijt bent voor je er erg in hebt. Waar er af en toe met stoelen gesmeten wordt in Café De Post. Waar trattoria Milano’s de lekkerste pizza’s ter wereld – en ook even wat kruidige Indische dagschotels als het moet – bakt, maar desondanks geen grond vindt om de crisis hoofd te bieden. En waar het bovenal altijd lekker pissen is tijdens het naar huis stappen van Aalst Carnaval. Magie zit in de kleine dingen.

Panem et circenses

19u30. De geluidsinstallatie is tot ver te horen. Een GAS-boete zit er gelukkig niet in, want verschillende politieke kopstukken uit de Aalsterse gemeenteraad laten zich gretig tussen het voetvolk spotten. Een plastiek bekertje bier in de ene hand, een partijflyer in de andere. Je moet het ijzer smeden als het heet is.

Superlatieven

20u35. Tussen het talrijke hondjes van een gewisse verwaarlozingsdood redden door, heeft mediacoryfee An Lemmens de tijd gevonden om The Voice te presenteren. Het volk stroomt mondjesmaat toe. Het zal toch niet zijn dat een Aalstenaar het gouden plak kaapt zonder dat ze erbij zijn, zeker? Technisch gezien is Bent Van Looys hemelbestormende poulain van Erpe-Mere, heb ik me laten vertellen.

Deze twee zongebronsde schandknapen dus

Deze twee zongebronsde schandknapen dus

Tom kent mij niet. Ik hem wel. Vijf jaar deelde ik lief en leed met zijn aangetrouwde neef Pieter in een Gents pand waar je zelfs niet dood wil gevonden worden. Zijn andere aangetrouwde neef, Bram, ken ik dan weer als de charlatan die me meesleepte in allerhande projecten vanwaar de verwachte zoete druiven nog moeten geplukt worden. Alle twee waren ze weinig spaarzaam met superlatieven over ’s mans stem. Terecht.

Welriekend zweet

Daarnaast heb ik schone, naar welriekend zweet ruikende herinneringen aan die keer dat Tom jaren geleden met zijn toenmalige coverband op het podium van SMI-Rock stond, kort na de eeuwenwisseling. De jaren zijn niet mals geweest voor die grijze spons van me die wetenschappers de ‘hersenen’ zouden noemen, maar ik herinner me nog een alles kapot stampende cover van SUM 41’s Fat Lip. Waarvoor dank.

tom de man the voice

De concurrentie is niet van de poes.

Jaren later kwam Tom naar buiten met Alternative Nation. Een band die jaren ’90 covers speelt. Een beter muzikaal bestaansrecht is moeilijk denkbaar. Vandaag, 23 mei, staat hij op de finale van The Voice. Maar de concurrentie is niet van de poes. Van einde en verre heeft VTM föhns gezocht om Dunja’s kapsel naar buitenproportionele dimensies te trekken. Er is ook een tweeling, maar hun namen zou ik niet zo een twee drie weten.

Want alles draait om de clash tussen Laura en Tom. ‘Als die trut uit Familie maar niet wint’, fulmineert een meisje. Ondertussen doen de lokale horecazaken gouden zaakjes. Tussen het incasseren van meer reclame dan strikt noodzakelijk is, sms’en de Aalstenaars ‘TOM’ naar 6677. De crisis is niet van tel als er eeuwige roem mee gemoeid is.

Een Panini-plaatje

22u30. Reclameblok na reclameblok passeert de revue. Het met botox overeind gehouden opgebaarde lijk genaamd Axelle Red brabbelt zoals gewoonlijk weer een eind weg. Regi kwijlt lichtjes uit zijn mondhoeken. Koen Wauters blijft er al die tijd abnormaal patent voor een vent van zijn leeftijd uitzien. Bent Van Looy glundert alsof hij net het laatste Panini-plaatje voor zijn Fifa-stickerboek heeft bemachtigd.

Het volk wordt stilaan aardig ongeduldig. Dan komt de soelaas. An Lemmens peutert de kaart met daarop de rechtmatige winnaar uit een enveloppe. Maar niet alvorens ons eerst te sarren, tergen, teisteren, tormenteren en ons geduld op de proef te stellen als ware het de koningsambities van prins Charles. Dan gebeurt het.

Dan gebeurt het.

Tom De Man wint The Voice van Vlaanderen. De meute wordt gek. Een rabiate Radiohead-fan slikt zijn kritiek over de Karma Police-cover snel weer in. Het is dat, of een dreun. Brandende tonnen rollen over de Hopmarkt. De klabakken zullen hun handen vol hebben vannacht. Bier vloeit over het stadsplein als verkiezingslulkoek uit de meurende muilen van beroepspolitici. Een groepsgevoel dat je doorgaans alleen aantreft wanneer er pruiken, blikken lauwe Jupilerpils en vellen frakken mee gemoeid zijn, overspoelt de Denderstad.

Aalst stinkt, de buskotjes zien er niet uit, het stadsbestuur trekt op geen kloten, en je fiets wordt er sneller gepikt dan je lief is. Maar soms reikt iemand van ons naar de sterren. Dan vergeten we even alles. Bedankt daarvoor, Tom. Bij deze wil ik ook even polsen of het mogelijk is om Feel the Pain van Dinosaur Jr. in je toekomstige Alternative Nation setlist op te nemen. En Cake’s The Distance, als we nu toch even zo vrijpostig bezig zijn. Je hebt er een motherfucker van een strot voor.

De op één na beste debuutsingle ooit

Vandaag kan veel. We kunnen 2Pac en Elvis terug tot leven wekken. Als hologram, maar toch. Met Amy Winehouse zou het in principe ook wel lukken. Dat meldde de integere Angelsaksische kwaliteitskrant The Sun een tijdje terug. Twattybollocks, aldus vader Winehouse. Gelijk heeft ie. Laat het lieve kind rustig slapen. Naast Kurt, Jimi, Janis en Brian. En Alan. Iedereen vergeet altijd Alan. Nochtans heeft hij met Canned Heat ook enkele zwierige nummers gemaakt.

Alan 'Blind Owl' Wilson - Canned Heat

Alan ‘Blind Owl’ Wilson. Zag geen fluit, maar zette met Canned Heat zijn bescheiden handtekening onder de soundtrack van de sixties. Op 3 september 1970 ging het licht definitief uit na een overdosis barbituraten. Jimi Hendrix volgde 15 dagen later. Janis Joplin hield het nog vol tot 4 oktober. Met de dood van de Lizard King, op 3 juli 1971, kwam een tijdperk ten einde.

Oasis’ Supersonic

Kunnen ze de 3D-technologie beter aanwenden om Oasis te reanimeren. Want wat is het me toch droef gesteld met de Britrock sinds Manchester finest er in 2009 zonder boe of bah de brui aangaf. Dit jaar zouden ze hun porseleinen jubilee vieren. Met gin en tonic. Twintig jaar verstreken sinds het majestueuze Supersonic op single uitkwam.

Oasis - Supersonic

Oasis – Supersonic

Nauwelijks twee strofes onderweg en de band heeft al haar stokpaardjes op kaart gezet. De wall of sound van in gulle overdrive verzuipende open gitaarakkoorden. De larger than life-mentaliteit die hen op het nippertje van de fabrieksband redde. Liam Gallaghers niets of niemand ontziende strottenhoofd. De onstilbare drang naar de feestroes. Liefde, altijd de liefde (tel het aantal Oasis songtitels met ‘love’ in er maar op na). En niet te vergeten: de obligate Beatles-referentie ‘You can sail with me in my yellow submarine’.

‘Magical night’

In een interview uit 2006 blikte opa Noel weemoedig terug op die magische nacht in opnamestudio The Pink Museum, december 1993. De gitaarspelende unibrow stak de eigen lof – het is zijn favoriete Oasissingle en hij is niet te beroerd om het nummer boven te halen op High Flying Birds-optredens – niet bepaald onder stoelen en banken. Terecht. Valse bescheidenheid is niet van tel voor wie Supersonic geschreven heeft.

Noel Gallagher en zijn Gibson ES-335

Noel Gallagher en zijn Gibson ES-335

‘A lot of bands’ first singles, they’re kind of finding their feet. We hit the ground running with that one. It was written and recorded in one night in Liverpool. We went in to do a demo of Bring It On Down and we couldn’t get it right. And we had to have something. I went in to the back room and wrote Supersonic in about half an hour. Recorded it the rest of the night. That’s the rough mix and it was never remixed. Magical night.’

Supersonic is de op één na beste debuutsingle ooit. De beste is Teenage Kicks van The Undertones. De Noord-Ierse punkgroep uit Derry kwam er juni 1978 mee om de hoek piepen.

The Undertones’ Teenage Kicks

John Peel (né John Robert Parker Ravenscroft), de legendarische BBC Radio 1 diskjockey, vond het nummer zo goed, dat hij het prompt 28 sterren gaf. Vijf was nochtans de topscore in zijn radioprogramma. Het is niet geheel duidelijk waarom het er precies 28 waren en bijvoorbeeld geen 27 of 29. Misschien omdat het nummer twee minuten en 28 seconden duurde. 228 sterren had de waarheid dan ook geen geweld aangedaan.

John Peel - BBC 1 Radio

John Peel in zijn schatkamer

Wel duidelijk, is dat John Peel, die veel te vroeg door de knekelman werd mee geplukt 25 oktober 2004, heel hard van Teenage Kicks hield. Maart 1978 probeerde de groep haar rommelige demo aan tig platenlabels te slijten. Ze vonden geen gehoor. Drummer Billy Doherty had echter de ballen om de BBC 1 Radio te bellen en te vragen naar ‘Mr. Peel’. Verrassend genoeg kwam Mr. Peel aan de lijn – ‘He was so gracious, patient and considerate.

‘Isn’t that the most wonderful record you’ve ever heard?’

Niet veel later blikten zanger Feargal Sharkey en zijn manschappen met 200 pond de vier nummers tellende Teenage Kicks EP in. Door een speling van het lot belandde één van de 7.000, in fotokopiepapier gewikkelde exemplaren in handen van de minzame muziekkenner. De rest is zoals men zegt geschiedenis. ‘Isn’t that the most wonderful record you’ve ever heard?’ klonk het door de ether.

John Peel - 30 augustus 1939 - 25 oktober 2004

Teenage dreams so hard to beat’ – John Peels grafzerk in Great Finborough, Suffolk

Het titelnummer werd Peels lijflied. De versregels ‘Teenage dreams, so hard to beat’, staan drie decennia later op zijn grafzerk in Great Finborough te lezen. Dat was Peels wens. Zijn vrouw hield woord. Lieve vrouw.

Epiloog:

In 2013 zouden de van schaamhaar en allerlei inktvlekken voorziene heikneuters van One Direction Teenage Kicks coveren. Een geluk dat die kelk aan Mr. Peel voorbij ging.

Hooray! Record Store Day!

Record Store Day

Op de verrijzenis van Heere Jezus is het nog even wachten tot zondagmorgen. In tussentijd is er vandaag alvast Record Store Day. De achtste editie, sinds deze muzikale feestdag in 2007 het levenslicht zag in het Amerikaanse Baltimore.

Ik ben zo’n principiële kastaar die tegen illegaal downloaden is (daarnaast spreek ik ook met veel vertoon mijn veto uit tegen dieren eten, volwassen worden, als eerste naar huis gaan op café, autorijden, bescheidenheid en de vaat doen – al durven bij de boycot van dat laatste al eens wetten, praktische bezwaren en vooral de handdoek van de missus in de weg te staan), dus een initiatief als Record Store Day draag ik een warm hart toe.

Supertramp - The Very Best Of

Er is altijd nog plaats in de schatkamer

Wat is de schatkamer gegroeid, sinds mijn oude man me ergens in 1995 The Very Best of Supertramp, de blauwe dubbele van The Beatles, wat Mississippi blues van Muddy Waters, de soundtrack van Desperado (Los Lobos! Tito & Tarantula!) en iets integraal nasaal door de neus geleuterd van Bob Dylan in de handen stopte. Ik ken mensen die een slechtere jeugd gehad hebben.

In deze onbezonnen vrolijke kinderjaren, ver weg van het kleine – doch nu ook niet bepaald te onderschatten – lijden dat de puberteit met zich zou meebrengen, schudde ik maandelijks mijn gespaarde Belgische franken uit op de kassatoog van de Free Record Shop. Drie onverwoestbare klassiekers in mijn schoenendoos met cd-singletjes: I Believe I Can Fly van R. Kelly, Aerosmiths mierzoete Hole in My Soul en het van een machtige hoescover (en een The Smiths cover als B-kantje!) voorziene Sun Hits the Sky van Supergrass.

Supergrass - Sun Hits The Sky

Al snel ontdekte ik dat fullalbums een betere return on investment opleverden. 1998: Lego Technic, appeltaart en Urban Hymns van The Verve. Het jaar daarop: Lego Technic, chocoladecake en Nirvana’s From the Muddy Banks of the Wishkah. Het was aangenaam verjaren omstreeks de eeuwenwisseling.

Een ziel met flink wat krassen op

Het mooie aan cd’s en platen is dat er een ziel in zit. Een ziel met flink wat krassen op. Want geluidsdrager en de trotse, zorgzame bezitter hebben er samen heel wat jaren op zitten. Uren van troost, euforie, frustratie om haperende spelers, zomerse zonsondergangen en allesomvattend escapisme in de slaapkamer. Nog leuker dan muziek kopen, is het geven en – selbstverständlich – krijgen.

Eddie Vedder - Into the Wild

Alleen een harteloze klootzak blijft onbewogen als hij Tom WaitsClosing Time of  Sigur Rós‘ Ágætis Byrjun uit de papieren geschenkverpakking peutert. Mooiste ontvangen geschenken afgelopen jaren: Eddie Vedders Into The Wild (incl. forse booklet die niet voor het National Geographic-jaaroverzicht moet onderdoen) van mijn missus en een Ramones-plaat die mijn ouwe makker Diederik me hipstergewijs in het Londense Soho kocht.

Vynilla Record Store

Enkele jaren geleden waaide Record Store Day naar België over. Naar verluidt – goed, mijn bron is Knack, want zoals De Standaard en het Nieuwsblad laatst nog aan den lijven mocht ondervinden, zijn die mannen, en in het bijzonder die hitsige bonobo van een Dirk Draulans, altijd wel te porren voor een klachtindiening of twee bij de Raad voor de Journalistiek wegens plagiaat – heeft Bob Driege van het Gentse Vynilla Record Store daar een groot aandeel in gehad.

Vynilla Record Store - Sint-Kwintensberg 38, Gent

Gentse studenten kennen Vynilla als het rustieke, langs buiten ietwat stoffig aandoend platenwinkeltje op nummer 38 van de Sint-Kwintensberg. Een bult die zich qua hellingsgraad gerust kan meten met de Muur van Geraardsbergen. Die indruk krijg je toch als je al die ongewassen wietrokende Blandino’s hem met rode wangen ziet bedwingen.

Amatorski’s Same Stars We Shared

Hoe dan ook. April 2010 kocht ik in Vynilla Same Stars We Shared, de allereerste EP van Amatorski. Het huzarenstukje werd uitgebracht op het kersverse Vynilla-platenlabel, ter gelegenheid van de eerste Belgische Record Store Day. Inne Eysermans en haar discipelen stonden toen nog niet waar ze nu stonden. Ze telden ook een pak meer groepsleden, geloof ik. Anno 2010 stond Amatorski in elk geval al op eenzame hoogte wat betreft het scheppen van breekbare schoonheid. Het was een dappere keuze om hun eerste EP op slechts 300 exemplaren – de eerste 180 op witte vinyl – te persen.

Amatorski - Same Stars We Shared

‘Er komen geen meer bij’, zei de winkeleigenaar terwijl hij het briefje van 10 euro in de kassa stak. Gelukzalig glimlachend/suf grijnzend als een zwakzinnige wandelde ik met het kostbare kleinood (nummer 85, witte vinyl, gezeefdrukte hoes, incl. vier 10’ inch zwart-wit kunstwerkjes) het pand uit.

Onderweg naar mijn toenmalige hofstee, de legendarische Kortrijksepoortstraat 201, struikelde ik net niet over de zakken van Zakkenman. Iets te gefocust op het mooie artwork van Femke Vanbelle. Het jaar daarop versierde de jonge Gentse grafische designer er – terecht – een MIA-nominatie voor Beste Artwork mee.

Amatorski - Same Stars We Shared

Anno 2014 ben ik Amatorski een beetje uit het oog verloren. Zoveel muziek, zo weinig tijd. Maar af en toe haal ik de Same Stars We Shared EP tevoorschijn. Daar is dan opnieuw die gelukzalige grijns die ik bijna bekocht met een ongelukkige val. De kartonnen sleeve is wat gekreukt van de jaren tussen de vochtige muren – de huisbazin van de Kortrijksepoortstraat 201 was een huisjesmelkster zonder weerga. Ook de krinkelende sigarettenrook van de nicotineverslaafde bezoekers hebben haar geen goed gedaan. Maar de vinyl ruik je nog.

Een download kan je niet vastpakken

Nobele onbekenden waren ze, die maandagavond 7 december 2009 in ‘t Krawietelke. Minuten daarvoor was ik nog aan de winnende hand in het wekelijkse Kortrijksepoortstraatpokerspel. Blij dat ik geen eieren voor mijn geld koos. Het schuchtere optreden – de opeengepakte mensen durfden amper de ademen – was een gebeurtenis die je zelden tot nooit in dit ondermaanse beleeft. Dat Amatorski-minidebuut moest en zou het mijne worden. Mijn missus heeft de cd-versie die een tijdje later in de rekken lag.

Een download kan je niet vastpakken. Moge het nog eeuwenlang Record Store Day zijn.

Marco Roelofs – KAAL

Toen de Heideroosjes er in de herfst van 2012 de brui aan gaven, zat ik toch wel even in zak en as. ‘Gaat het wel, beertje?’, vroeg mijn missus. Om me op te beuren bakte ze me een moker van een appelcake, terwijl we samen naar de dvd van het afscheidsconcert in de AB keken.

Tenslotte waren deze mannen uit Horst er een halve leven lang voor mij geweest. Toen generatiegenoten nieuwe, meer exotische muzikale horizonten begonnen te verkennen (lees: hipstershit), bleef ik trouw naar de rozen luisteren. Terecht, Chapter Eight, the Golden State was een wereldplaat. Altijd gedacht dat ze op het podium zouden sterven.

Heideroosjes - AB 29 september 2012

Niet dus. Na jaren van spartaans leven in functie van zijn band, gooide frontman Marco Roelofs zich helemaal in het nachtleven. Werd wakker met een zure bek en een beukende kater. Waste de kots uit zijn kleren. Belandde bij de zielenknijper en schreef vervolgens alles van zich af met een boek: het geweldige, even grappige als confronterende KAAL.

Daarna ging hij de boer op met zijn gelijknamige theatershow. 30 november afgelopen jaar, deed hij ook het Aalsterse Cultureelcentrum De Werf aan. Door een wrede speling van het lot vergat ik op tijd kaarten te bestellen. Een hoopvolle positie op de wachtlijst bracht geen soelaas.

Marco Roelofs - laatste cd's!

Gelukkig mieterde de performer de songs van zijn theatershow op een cd. De potige punk liet weten dat KAAL een eenmalige persing betrof. ‘Die bestel ik wel zodra ik de knaken kan missen’, prentte ik mezelf in. Op 22 januari, toevallig de dag waarop ik me 27 jaar geleden met veel vertoon door het geboortekanaal worstelde, liet de zanger weten dat er nog maar 13 exemplaren restten.

De rest is zoals men zegt geschiedenis. Ik mag me één van de lucky bastards noemen die als laatste de handen op dit prachtschijfje kon leggen. Een klassiek geschoolde zanger is niet aan Marco verloren gegaan. Maar qua pakkende levensverhalen vertellen, heeft hij van niemand lessen te leren.

Marco Roelofs - KAAL

Al moest hij daar eerst flink voor tegen de grond gaan. De 12 nummers zijn goed voor een dik half uur pijnlijke eerlijkheid, hilarische ontboezemingen en enkele uitgebeende hommages aan zijn punkhelden. Roelofs en zijn akoestische gitaar krijgen ruggensteun van Robin Baard – geniale achternaam trouwens – op bas, gitaar en zelfs een sporadische mondharmonica.

Van mans dieptepunten word je even stil. Gelukkig valt er ook altijd wat te lachen met het gewezen Heideroosjesopperhoofd. ‘Krabben aan je zak en dan ruiken of ie stinkt’, gaat het in Dingen (die je doet als je alleen bent). Er is het onverstaanbaar dialect van Leaving Limburg (ik laat ów alliën/Má urges stiekem, ziên weej beej-iën). En Hatseflats klink helemaal zoals het woord doet vermoeden.

Marco Roelofs - Erik Grond

In Kijk Naar Mij krijgt de Heideroosjes publieksfavoriet Watch Me Play een mooie akoestische update. De Joey Ramone-bewerking Stalen Hart is instant kippenvel. ‘Hoe lang mag je blijven schreeuwen?’, vraagt de bijna-veertiger zich af in het van Against Me! geleende Tiener Anarchist. Wat mij betreft: nog een leven lang. Al gaat fluisteren hem ook lang niet slecht af.

Punkrock is plezierig

Er zijn weinig dingen die zo verrijkend zijn als de dag na een avondje doorzakken. Niet zozeer de katers, maar de hele aha-Erlebnis er rond. ‘Wat moet die aha-Erlebnis dan voorstellen, werkloze lul? En waarom gebruik je weer van die moeilijke Duitse woorden?’ Omdat ik een baas ben.

Stop daar eens mee, vieze flurk!

Soit. Alles begint met een stevig maal. Een killeromelet en we kunnen er weer helemaal tegen aan. Bakken koffie en een tank water.

Thuis

Het gerstenat uitzweten in een gestoord warm bad. Schijten als een paard. De opgepakte Thuis-afleveringen van afgelopen week bekijken. Aan mijn Schnutz scharten, terwijl mijn zusje gilt ‘Eeeeeeeeih, stop daar eens mee, vieze flurk!’. Familiegeluk valt met geen pen ter wereld te beschrijven.

En als ik al eens heel gek wil doen: lopen naar het pittoreske Bambrugge en terug tot ik half dood neer val. Dat heb ik eigenlijk maar één keer op een zondagochtend gedaan hoor. En ik wens het nooit meer te herhalen, eerlijk gezegd.

Onbewaakte ogenblikken

In tussentijd klaart naar punkrock luisteren de klus wel. Want ik moet zeggen, er is niets op deze mistroostige wereld dat even hoog scoort op de schaal van plezierigheid als punkrock. Al doet afhaalpizza van trattoria Pizza Vega (incl. lookbroodjes met kaas) eten met mijn missus, Jolien Van Varenbergh, het ook lang niet slecht in de peilingen. Net als pinten binnenslaan in café de Casa Romero, terwijl het gros van mijn maten al lichtjes uit hun linkermondhoek begint te kwijlen. En niet te vergeten: liefkozend mijn rosse snor strelen, elke onbewaakt ogenblik dat ik de tijd vind. Waren er maar meer onbewaakte ogenblikken.

Tomatito

Dit geheel terzijde. Natuurlijk kan ik ook enorm genieten van crooners als Robbie Williams, vocabulaire vrijbuiters als de Beastie Boys, de zinzwepende flamenco van Tomatito, en emotioneel ontspoorde, zelfloutering in het gezongen woord zoekende grietjes als Kelly Clarkson.

Maar met punkrock is er iets extra. Ik weet niet wat. Is het de skank? Is het de pit? Ik ben 27 inmiddels, zo vaak zit ik niet meer in een pit. Het zou nochtans leuk zijn. Andermans ledematen in mijn buikholte voelen stampen. De oerkreet. Zweet en occasioneel bloed de zaal ingooien. Voelen dat je leeft. Een beetje zoals een Ian Thomas-concert, maar dan voor grote mensen.

Bestaat er iets plezieriger? Ik kan het me moeilijk voor stellen. En, vraag het maar aan mijn omgeving die mijn zeverpraatjes dagelijks moeten slikken, ik ben niet gespeend van een beetje fantasie.

Me First and the Gimme Gimmes

Groot was dan ook mijn vreugde, toen ik ontdekte dat Martin Scorsese een Me First and the Gimme Gimmes-song in zijn The Wolf of Wall Street had gesmokkeld. Me First and the Gimme Gimmes! Martin Scorsese! Toon me een betere punkrockcovergroep dan Me First and the Gimme Gimmes, en ik sla je op je bek. Want ik duld nu eenmaal geen lulkoek. Pas op, ik heb heel wat vrienden met snobberige praatjes als het op muziek aankomt. En toch sla ik hen niet op hun bek, omdat ik nu eenmaal ook een sentimentele zak ben.

Me First and the Gimme Gimmes

Daarnaast laat ik het hele mensen op hun bek slaan gebeuren doorgaans over aan mijn goede maat Ruben Haegens. Een beloftevolle rapper uit de achterbuurten van Mere City, die op vlak van karate niet bepaald lessen te leren heeft.

Jammer genoeg was hij nergens te bespeuren die fatale nacht van 30 op 31 maart 2013 toen ik zelf duchtig op mijn bek kreeg na een avondje stappen in Gent. De Overpoort is een jungle waar straffeloosheid heerst.

Hoe dan ook. Me First and the Gimme Gimmes is een punkrockcollectief, bestaande uit leden van de Foo Fighters, Lagwagon, NOFX en de Swingin’ Utters. Ze laten al sinds 1995 punkrockcovers van tal van bekende nummers op de wereld los. R. Kelly’s I Believe I Can Fly bijvoorbeeld. Als ik al een wens in dit waardeloze bestaan koester, dan is het dat ze daar nog een leven lang mee blijven doorgaan.

Holler If Ya Hear Me

Het is 2002 en ik maak me zelf wijs dat ik multicultureel ingesteld ben. Omdat ik toevallig op een blauw maandag Sandinsta! van The Clash ontleende in de Aalsterse stadsbibliotheek. Goede plaat, daar niet van. Maar verder doe ik vooral aan muzikale navelstaarderij. Als het geen punk is, lust ik het niet. Oasis en Iron Maiden even niet meegerekend.

Daar zal snel verandering in komen. Want in de lessen Latijn zit ik naast Jason. Een jongen die broeken draagt waar je het hele Afrikaanse continent in kan onderbrengen en naar Wu Tang Clan en 2Pac luistert alsof de duivel er mee gemoeid is.

2Pac - Strictly for my N.I.G.G.A.Z.

Zo krijg ik op een dag Holler If Ya Hear Me– de eerste single van het sublieme Strictly for my N.I.G.G.A.Z. – te horen.

Pump ya fists like this
Holla if ya hear me – PUMP PUMP if you’re pissed
To the sell-outs, livin it up
One way or another you’ll be givin it up, huh

Op het moment besef ik het nog niet, want ik heb wel andere zaakjes te regelen. Emmers Fructis-gel in mijn haar smeren en zorgen dat de gabbers van de Technische me niet voor een derde dag op rij in elkaar rammen, bijvoorbeeld.

Maar achteraf zal blijken dat deze kruisbestuiving een wijze levensles was. Ik zal mijn oogkleppen afnemen en de hiphopmuziek omarmen. ’s Avond, wanneer ik nieuwe patches van de Dead Kennedys en The Exploited op mijn jeansjasje naai, luister ik naar Holler If Ya Hear Me.

Enkele weken later zal mijn Spaanse klasgenoot Manuel Cano Ruiz me de Gipsy Kings, Tomatito (Spaans voor ‘klein tomaatje’, heb ik me laten vertellen) en Tijeritas voorstellen. Vanaf dan weet ik het zeker. In mijn boot is er plaats voor elke vorm van muziek – maar One Direction kan toch lekker verzuipen.

Daarom luister ik tot op vandaag zowel naar de beukende NY hardcore van Sick of it All als de smoothe popsongs van de obese volksmenner Robbie Williams. Want muzikale diversiteit neem je heel je leven mee.