Ik sta in deze tempel en kijk rakelings voor mij. Sterrenvlaktes breken mijn botten, maar de distortion houdt me wel nog even overeind. Daar staan het oploskoffiemeisje en mijn twee maten. Voor mij de mannen uit Horst. En een hoop zweterige dikzakken, dat ook. Altijd een hoop zweterige dikzakken, maar wat doe je er aan? Sporten en een blauwe Adidas-deo kopen.
Ik ben hier altijd geweest en kom altijd weer terug op mijn Superstars. De muziek gaat hard, de trillingen masseren al de sores weg. Ik nip van mijn lauwe halve liter en snuif de avond op.
De laatste keer dat ik de Heideroosjes zag, was het september 2012 en gaven ze er (niet zo) definitief de brui aan. Toen er tickets voor het reünieconcert verschenen, sloeg ik toe als een sniper. De wereld is veranderd op zeven jaar, en toch ook weer niet. De onbezorgde dagen gingen weg en we overleefden ze.
Uiteindelijk overleven we sowieso wel. Nooit gedacht maar kijk en leer: alles is wendbaar. Deze knul sjokte rond door de hel, zag een gezellig vuurtje knisperen, brak een toorts af en kwam terug met pure gasoline op een houten stokje. Er was elke weekdag happy hour, maar je kan niet overal blijven. Ik moest terug, en snel wat. Iedereen krijgt nu een vonkje, als het moet maken we elke dag lichtmis.
Toen ik vijfentwintig was voelde ik me stokoud omdat het uniefleven definitief achter de rug lag. Ik skankte me preventief enkele ribben weg in de pit en zwoer dat ik nooit zou opgroeien. Mijn maat kreeg bloed op zijn T-shirt en zo was het goed. Bloed moet vloeien, anders heb je weer een dag te weinig geleefd.
De missus keek het weekend nadien met mij naar de filmpjes. De hele AB maakte een vuistje en deed “Paaapaaapaaaaaa …VROEM VROEM VROEM!”. Dat vond de missus geweldig grappig, wat nu ook niet zo onverwacht was want de missus was één van de grappigste wezens die je ooit in het wild zal spotten. We waren nooit alleen, en tegelijkertijd altijd op weg naar nergens heen.
Tussen die dag en nu dronk ik soms een Wolga leeg om iets te voelen. Op andere dagen moest ik de Atlantische Oceaan opslokken tot ik niets meer voelde. Je weet nooit vooraf waar je aan toe bent. Dat is het verraderlijke aan dit leven: er ligt geen script of synopsis op het nachtkastje.
Het was geen prettig zicht, maar ik heb er ook geen spijt van. Ik ben een Survivor, zoals Destiny’s Child, maar dan zonder de vijftig miljoen verkochte platen. Sommige mensen laveren eindeloos perfect door het leven zonder ooit iets te breken. Dat moet pas echt de Nightmare on Elm Street zijn.
Veldslagen komen en verdwijnen. Wapenfeiten blijven en houden ons scherp. De cafébazen konden elk jaar door mijn drinkebroeders gaan skiën in Aspen, dus zo hadden we ten langen leste toch nog iets goed gedaan.
De wereld is veranderd op zeven jaar, en toch ook weer niet. Ik moet nog steeds janken als Marco “Ik zie je later” brult, terwijl de jongens die me ontvallen zijn over mijn netvlies strijken. Ik voel nog steeds de lyrics van Time is Ticking Away door mijn hartkamer kloppen.
Het is de motor die me draaiend houdt, en hij tikt als een malle. Ik draag dezelfde afgetrapte schoenen, rook dezelfde sigaretten. Alleen duurder: als Vadertje Staat ons maar kan fucken.
Bovenal blijven de mensen die ik liefhad ook in de voltooid toekomende tijd bij mij. Dat is niet veel, dat is ronduit alles.
Mijn handen klappen hoog en hard. Straks wrijft het oploskoffiemeisje zusterlijk over mijn schouder, zullen de maten zeggen hoe legendarisch deze avond was.
We zijn zeven jaar verder.
We staan recht.
Alerter en scherper dan ooit tevoren.
Kom maar op: er is niets meer te bewijzen.