Het was een koude zaterdagvoormiddag. Die van vorige week, 7 januari 2017 om precies te zijn. Zeven dagen geleden dus. Als een door de wol geverfde kroniekschrijver blik ik even terug in de tijd en maak ik de rekening op. Ondertussen draait The Queen is Dead van The Smiths overuren op de achtergrond. There Is a Light That Never Goes Out, maar iemand moet het natuurlijk wel eerst willen aansteken. Da’s hoe melancholische historici rollen, a’a.
Een koude zaterdagvoormiddag, dus. Ik had nog welgeteld veertien minuten om mijn reclametekst in te dienen. Mijn huisgenoot stormde binnen, smeet een sneeuwbal naar mijn wezen en riep: “De eerste sneeuw!” Ja, ja. Met zo’n lul woon ik dus samen.
Fair enough. De keren dat ik bij het ochtendgloren de sleutel in het deurgat kriebel en in een dronkenmansroes losbarst in: “En als je nu niet van me houdt, dan hou je vast wel van de man die ik bedoeeeeeel te zijn!”, zijn ook niet meer op één hand te tellen.
Dat komt van Fresku, trouwens. De grootste levende Nederlandstalige rapper die ooit van het zonovergoten Curaçao op een stuk gesofisticeerd hout naar het mistroostige Hollandse vasteland spartelde. Ik zag hem deze zomer nog op Zwarte Cross in het gezelschap van mijn vrienden Mad Max, maat Renaat, den Dieter, grote Kristof en uiteraard mijn boosaardige huisgenoot Gewoon Ruben.
En fuck mijnen braven, dát was nog eens een optreden. Toen de Messiah Altijd Alleen inzette wou ik warempel in duizend stukjes uit elkaar vallen. Dat willen mensen wel vaker. Bij voorkeur als ze naar de wereld kijken. Dan hopen ze dat iemand met een vinger al haar oneffenheden wegstrijkt en fluistert dat alles goed komt.
Ja, ja. Het volwassen leven. De dertig lonkt en ik had nooit gedacht dat ik op dit punt met mijn beste maat zou samenwonen. De tempus had allicht meer traditionelere dingen voor mij in petto. Doch tijdens het steeds weer venijniger en sneller voortschrijden der jaren nam de boel ergens halvelings onderweg een ongemeen scherpe bocht. Mea culpa.
Nooit zal ik weten hoe Strummer (Het meisje, naar de grote punkrockwarlord Joe Strummer. Ze heeft wilde bruine krullen en een rood vlekje onder haar rechteroog. Voor wiskunde krijgt ze een tien, en als ze lacht houdt alle ellendigheid even voor vijf seconden zijn muil.) en Ragnar (De oudere broer, naar de legendarische Noorse Vikingleider Ragnar Lodbrok. De genen bezegelden hem met een kort lontje, kleine handen en een apart gevoel voor rechtvaardigheid. Hij slaat elke klootzak die Strummer vals bejegent in ’t friet vaneen.) eruitzien.
Inderdaad. Als ik dan toch kinderen op de wereld zette, hadden ze zulke biene namen meegekregen, a’a.
Over naar de realiteit. Weemoed huist in mijn broze botten en ongevraagd val ik er de mensheid mee lastig. Soms pak ik ’s morgens een plastieken teiltje om in te spagen, terwijl ik denk aan het meisje dat nu met één of andere lelijke Apfelstrudel samenleeft. Ik hoop dat hij goed is voor haar en in de winter haar handen vastneemt. Ze had altijd koude handen, en iemand moet ze warm houden. Want ik wil niet dat ze het koud heeft.
En ondertussen staat er niet genoeg dough op de bank om het alleen te rooien. Vorige maand zat ik voor mijn Acer Aspire E-771G-laptop naar mijn bankrekening te kijken en barste ik net niet in tranen uit. In tussentijd gaan de freelancerzaakjes gelukkig een pak beter. Ik heb maar liefst vier opdrachten aan mijn kas hangen. Goh, goh. Nog even en ik kom in de buurt van het minimumloon!
Eindelijk échte buffelmozzarella kopen, de Millennium Falcon in 1330 Legostukjes, een paar knalgele K2 Shreditors om aanstaande paasvakantie de Ischglse skipistes mee onveilig te maken, de verwarming een standje hoger zetten, een gulle gift van vijftig ballen voor Amnesty International, The History of the Decline and Fall of the Roman Empire in gebonden luxe-editie, drie dagen naar Disneyland met de prinses en de koning, en Stage Four van Touché Amoré op translucent blue vinyl, a’a.
Het kan niet op. Deze kleine ondernemer zal in tussentijd wel elk kwartaal exuberante sociale bijdragen ophoesten zodat Eva Pauwels onder de week de Lidl kan leegzuipen. Flap op tafel, a’a.
Het is een zegen dat ik sober leef. Bij elk bezoek aan de familiale Heimat zegt mijn lieve moedertje: “Eet jij wel genoeg, mijn jongen? Hier, pak die snijboontjes maar mee!” 68 kilo droog aan de haak, a’a. Ik slaap verdorie op een fuckin’ matras op de grond. Goed voor de rug, naar schijnt. De Britse topsporter David Beckham doet het ook, en die heeft het van de gerenommeerde slaapexpert Nick Littlehales. Dus er zal wel iets van waar zijn, a’a.
Ooit wordt het beter. Het is slechts een kwestie van tijd alvorens Woestijnvis groen licht geeft voor mijn scenario, “De Puistenclub”. Een zwartgallig coming of age-verhaal over een tiener voor wie de jeugdbrand beslist niet lief is. Door een speling van het lot komt hij in contact met enkele al even pokdalige lotgenoten. Ze luisteren naar namen als Kefkef, Jizin, ’t Gebroken Zielken, Duim en Manuel Cano Ruiz, de grootste flamencogitarist die ooit met veel vertoon door dit grillige leven is uitgerocheld.
Als fuckin’ Mighty Morphin Power Rangers zet dit illustere sextet de Latijn-moderne talen op stelten en leren ze met vallen en opstaan de harde lessen van het leven. Frans, wiskunde, chemie en fysica: die vakken zullen aan hun bleke reet roesten. Italiaanse meesterwerken, Tomatito, Albert Camus, Paul Jambers en de Japanse cinema: voor minder klappen ze hun bescheten rolluiken niet open.
Het leven is een canvas, en ze kliederen er met een ware doodsverachting als jeugdige Jackson Pollocks op. ’s Nachts dromen ze met hun hongerige rechterhand onder de lakens over meisjes met ogen die doden, terwijl Rivers Cuomo Only in Dreams zingt. Ze zien er niet uit, maar weten dat humor hun wapen is.
Het hoofdpersonage heeft al snel in de smiezen dat je overigens helemaal geen adonis hoeft te zijn om er te komen. Als je maar de woorden hebt. Poëzie brengt hem boven alle verwachtingen in, Against All door Phil Collins gekweelde Odds en andere fuckin’ tralala, in contact met de mooiste meisjes.
Dat heeft hij van geen vreemde. Zijn vader versierde omstreeks 1982 het mooiste meisje dat ooit over het Oost-Vlaamse tenniscircuit flaneerde. Menig man vocht om haar hand, maar uiteindelijk gaf ze het aan een bescheiden dichter. Dat huzarenstukje realiseerde zijn oude man door haar simpelweg elke dag een gedicht te schrijven. Vier maanden later trouwen ze. Gewoon vlam, baf. Zo doen dichters dat, a’a.
En met die hoopvolle liefdeshistoire in gedachte, wacht ik op een SMS-je van het meisje wiens lippen me laatst compleet naar de kanariepietjes bliezen.